Alpinisme
>
Artikels 

Grandes Jorasses noordwand

een lesje in bescheidenheid

10 september 2000, 

door Sanne Bosteels en Christophe Bingham

Verdwaasd rappelend langs het stijfbevroren touw, probeer ik iets onder me te zien. Het is stikdonker, de sneeuwstorm woedt in alle hevigheid en de bliksem slaat om de haverklap in op de toppen rondom ons. In de lichtstraal van m'n hoofdlamp, die amper drie meter ver schijnt, onderscheid ik een stukje vlakkere sneeuw tegen de linkerkant van het couloir. Een beetje besluiteloos roep ik "touw vrij" naar Christophe, ergens boven me in deze hel. Terwijl Christophe afdaalt, probeer ik alles op een rijtje te zetten. We zijn al bijna 24 uur onderweg, het drinken is al enkele uren op en in deze weersomstandigheden is verdergaan gelijk aan zelfmoord. We moeten een geschikte bivakplaats vinden. Niet evident in een door loodrechte rotswanden omgeven, steil sneeuwcouloir. Door de grijze mist van mijn door vermoeidheid aangetaste verstand herinner ik me hoe je een sneeuwhol kunt graven. Christophe, even uitgeput als ik, vindt het een goed idee en samen beginnen we verwoed te graven met onze piolets. Het graven is vermoeiend, maar we krijgen het er tenminste een beetje warm van. Als we de zaak net weer iets rooskleuriger vinden, krijgen we de eerste lawine over ons heen?

Begin mei zat ik op de luchthaven van Clermont-Ferrand met mijn collega's te wachten op de C 130 die naar aloude gewoonte een uur of drie vertraging had. Om de tijd te doden had ik een bergsportmagazine gekocht, met daarin een artikel over de beklimming van de "Linceuil", een ijsroute over de noordwand van de Grandes Jorasses. De auteurs van het artikel waren veel te traag geweest en hadden moeten bivakkeren, ergens op de arête des Hirondelles. Hierdoor geïnspireerd (en vastbesloten het beter te doen) komen Christophe en ik op 1 juni aan in een zonovergoten Chamonix. De weersvoorspellingen zijn redelijk, maar het is eigenlijk erg warm voor de tijd van het jaar. De twijfel rijst, maar toch stijgen we de volgende dag in naar de Leschaux-hut. Onze voornemens om nog eens goed uit te rusten gaan de mist in als er nog een tiental late toerskiërs even na ons toekomen. Een gids vraagt naar onze plannen en zegt dan verbaasd "Vous avez des gros casques?", wat niet bevorderlijk is voor onze gemoedsrust. Maar door zijn verrekijker kunnen we de route goed bestuderen en onderaan kunnen we geen impacten zien van zware steenslag. We koken nog wat en gaan dan slapen, want om 23 uur willen we vertrekken. We willen namelijk zo hoog mogelijk in de wand zitten voordat de zon de bovenkant bereikt, met alle gevolgen van dien.

Eindeloos steil ijs

Het is amper donker wanneer we in alle stilte de hut verlaten, maar er is geen maan en het is dan ook stikdonker. Niet evident om je weg te vinden tussen de talrijke spalten. Gelukkig is de smalle witte streep van het couloir duidelijk zichtbaar in de wand, waardoor we ons daarop kunnen richten. De instijg kost ons iets meer dan drie uur ploeteren door kniediepe sneeuw en we zijn al behoorlijk moe als we aan de randspalt komen. Daar wacht ons een onaangename verassing, want die randspalt is niet alleen erg breed, maar ook nog eens erg overhangend en op het eerste gezicht onoverschrijdbaar. De moed zakt ons nog dieper in de schoenen, maar we maken ons toch maar klaar voor het ijsklimmen. Via een sneeuwkegeltje slaag ik erin om mijn piolets in de andere wand te slaan, maar voor de voeten is er geen enkel houvast en dus hang ik aan twee ijsbijlen te bungelen in die randspalt. Maar na wat gevloek en gespartel ben ik erover en ben ik in de aangename steilte van het 80° steile couloir. De eerste 50m gaan razendsnel en nadat Christophe zijn persoonlijke strijd met de randspalt gewonnen heeft, zijn we er eindelijk klaar voor. Twintig touwlengtes steil ijs in de notoire noordwand van de Grandes Jorasses! We klimmen alternerend, telkens 100m, 50m na- en 50m voorklimmend.
We kiezen bewust niet voor simultaan klimmen en maken braaf om de 50m relais op twee ijsschroeven, maar we plaatsen slechts 1 à 2 schroeven per touwlengte. In het donker klimmen we naar ons gevoel redelijk snel de eerste 200m en het wordt stilaan wat lichter. Gelukkig maar, want Christophe heeft net zijn gloednieuwe hoofdlamp laten vallen. Maar al gauw begint ons tempo af te zwakken, de kuiten beginnen pijn te doen en tijdens het hangen op de relais dommelen we beiden wel eens even weg van vermoeidheid. Afgelopen winter waren we samen gaan ijsklimmen, maar dan klim je zelden hoger dan 300m. Nu klommen we al enkele uren onafgebroken in steil ijs op de punten van onze stijgijzers, zonder het minste vlakke stukje waar je eventueel even gewoon kon staan. Om de pijn te verlichten zijn we genoodzaakt geregeld een treetje te hakken om onze voeten even dwars te kunnen zetten en zo de kuiten te ontlasten.
Het is al even licht en we beginnen ons af te vragen wanneer we nu eindelijk in het bovenste, brede, met firn bedekte gedeelte komen. We hadden gepland daar te zijn voordat de zon de bovenkant bereikt. Na de tiende touwlengte wacht ons de man met de hamer. Onze kuiten doen onwaarschijnlijk veel pijn en elke touwlengte wordt een marteling. We komen nog nauwelijks vooruit en met de minuut groeit de angst voor steenslag, want de zon beschijnt al een tijdje de bovenkant van de wand. Er zijn al verscheidene kleine ijs- en rotsbrokken langs ons heen gezoefd. Vertwijfeld bekijken we onze opties. Afdalen op abalakovs ? We besluiten toch maar door te gaan, we zijn nu al zover. Bovendien wordt de zon afgeschermd door een opkomende bewolking. We smachten naar het bovenste firnveld, waar we volgens de topo vlot simultaan omhoog kunnen stappen (60/65° steil). We ploeteren voort over het bikkelharde blanke ijs, zonder te weten dat we eigenlijk al een tijdje in het bredere firnveld zijn. Alleen bestaat het beloofde firn uit hard ijs en wordt ons het zicht op de wand ontnomen doordat we nog steeds in een couloir aan het klimmen zijn.
Het is al middag geweest als we eindelijk aan wat firn komen. Grote tegenvaller, want de wand is allesbehalve vlak, de sneeuw is erg onstabiel en het plaatsen van ijsschroeven wordt onmogelijk. Na een touwlengte ploeteren kom ik opnieuw aan een strook ijs en ik maak dankbaar relais. Mijn plezier is van korte duur als ik me recht in de vallijn van steen- en ijsslag blijk te bevinden. Terwijl ik bekogeld word, lijkt Christophe maar niet vooruit te komen, terwijl hij waarschijnlijk zo snel klimt als maar kan. Als hij eindelijk relais heeft en ik weg kan, heb ik een snee in mijn wang en wat blauwe plekken op armen en schouders. De laatste lengtes over het ijs zijn slopend en erg stresserend door de onstabiele laag sneeuw.

Sneeuwstorm en onweer

Eindelijk komen we aan de rotsband, op twee touwlengtes van de graat. Twee lengtes mixte klimmen door een verijsd rotscouloir scheiden ons van de reddende topgraat, waar we eindelijk onze verschroeide kuiten kunnen strekken. Maar als we dachten dan uit de problemen te zijn, begint het te sneeuwen en te onweren. Net wat je nodig hebt op een graat! Christophe, die als eerste bovenkomt, bespeurt aan de andere zijde van de messcherpe graat een rappelsling. Het is al vier uur in de namiddag en we laten logischerwijze alle plannen varen om nog naar de top te klimmen, 200m hoger langs de graat. Met zo'n onweer boven onze kop is er geen tijd om nog wat te drinken te maken (onze voorraad drinken is al enkele uren op) en we beginnen zo snel mogelijk te rapellen. Ik was wel zo slim geweest de routebeschrijving van de verdere beklimming mee te nemen, inclusief afdaling langs Italiaanse zijde, maar met een afdaling langs de arête des Hirondelles had ik geen rekening gehouden. Dus begonnen we aan een gevaarlijke afdaling, onwetend over het verdere routeverloop en dit alles in een al maar heviger wordende sneeuwstorm en onweer.
Gelukkig vinden we de rappelpunten vrij vlot en al gauw zijn we bovenaan de "Brèche en V", een karakteristieke inkeping in de graat. Maar dan slaat het noodlot toe. Uitgerekend die laatste rappel, over een overhangend en onbeklimbaar stuk graniet, blijft vasthangen als we hem willen doortrekken. Er is geen beweging in te krijgen, zelfs ons beproefd takelsysteem met twee shunts biedt geen uitkomst. Uitgeput en verkleumd zijn we de wanhoop nabij. Er zit niets anders op dan 50m touw op te prusikken. Christophe waagt een eerste poging, terwijl ik een poging doe om wat sneeuw te smelten. Maar al gauw blijkt dat Christophe geen meter omhoog komt op het zeer dynamische ijsklimtouw. Dan maar een andere oplossing zoeken, deze keer is het mijn beurt en via een moeilijk stukje klimmen langs rechts geraak ik hoog genoeg, half klimmend, half prussikend om het probleem te verhelpen. Beneden mij hoor ik een hoop gevloek; Christophe heeft het pannetje omgestoten. Gelukkig verdwijnt alleen het deksel in de diepte en kan hij het vuurtje en de pot redden. Wanneer ik eindelijk weer bij hem ben, staat er wel een heerlijke kom warme chocomelk te wachten. En het touw komt vlot mee deze keer.
Ondertussen is het donker geworden en het is nog heviger beginnen te sneeuwen. De volgende rappel verdwijnt in de onpeilbare duisternis van het steile sneeuwcouloir langs Italiaanse zijde van de graat. Nu volgt de passage uit de inleiding, waarbij we al gravend bedolven worden onder een stoflawine. Totaal verrast raken we in ademnood en noodgedwongen moet ik diep inademen. Ik herinner me het gevaar voor longoedeem en hoop dat dat ons nu niet overkomt. Gedesoriënteerd schudden we de sneeuw wat van ons af en houden onze Buff klaar om voor onze mond te schuiven in geval van. Het is duidelijk dat we ons onderaan een lawinegeul bevinden en dat we daar zo snel mogelijk weg moeten. We beginnen omhoog te ploeteren in de richting van waaruit we kwamen, wanneer we door een tweede lawine getroffen worden, deze keer zijn we volledig onder de sneeuw bedolven. "Weg hier", schreeuwt het door mijn hoofd. Uiteindelijk zijn we uit de gevarenzone, de sneeuw zit overal tussen onze kleren en we geraken doorweekt. De situatie wordt kritiek. Gelukkig blijkt de tweede plaats waar we beginnen te graven wel geschikt. Het graven houdt ons warm en na twee uur graven hebben we een comfortabel sneeuwhol, waarin we net met twee naast elkaar kunnen liggen. Eindelijk beschutting tegen de elementen. Totaal afgemat vinden we nog net de energie om wat soep te maken, maar eten krijgen we niet meer binnen. Het wordt aangenaam warm in onze schuilplaats, maar al gauw begint het plafond te druppen. Rust is het enige waar we naar verlangen en we kruipen, met al onze kleren aan, in onze bivakzakken. Uitgeput glijden we weg in een roes van rillen, wakker worden en weer indommelen, terwijl buiten de storm en het onweer verder razen.

Lawines

De volgende ochtend is het weer stukken beter, alleen is er nog veel bewolking en mist. Er is zeker een halve meter sneeuw gevallen, hetgeen niet veel goeds belooft voor het vinden van rappelpunten. En dan is er nog het lawinegevaar. Maar we moeten verder, want waar we ons nu bevonden, had het net zo goed de Noordpool kunnen zijn. Na een ontbijt van chocomousse (in gevriesdroogde vorm, een absolute aanrader!) en cappuccino begin ik de eerste rappel van die dag. Aanvankelijk dalen we verder af langs het couloir, maar dan zie ik nog net rechtsboven ons een rappelsling. Met veel moeite geraak ik daar. Als Christophe bij me komt en we het touw willen doortrekken, blijft het weer hangen. Vloeken helpt niet, maar deze keer krijgt Christophe de klus geklaard. Slecht begin dus, maar de volgende lengtes gaan vrij vlot. Soms was het wachten tot de mist wat optrok om de volgende rappel aan te vatten, vaak over overhangen een peilloze diepte in, waarbij het altijd de vraag was of we wel een volgend rappelpunt zouden vinden.
Tegen de middag zijn we bijna aan de col des Hirondelles, alleen moeten we nog een tweetal lengtes mixte traverseren, waarbij we nogal wat kleine lawines veroorzaken. Zelf worden we dan weer af en toe het slachtoffer van kleine stoflawines. Uiteindelijk toch op de col geraakt. Hier moet ergens een reeks rappels leiden naar de gletsjer benenden ons, maar we weten niet waar. Na wat zoeken is Christophe degene die de half ondergesneeuwde sling vindt. Wat volgt is 400m rappelen door een steil couloir, waarbij we zelf heel wat materiaal moeten achterlaten, omdat we ofwel de punten niet vonden (ondergesneeuwd), ofwel de bestaande punten moesten versterken. Voor onze nakomers, de zaak is goed geëquipeerd nu! Met de laatste rappel springen we over de randspalt en nu moeten we enkel nog de gletsjer afdalen, door diepe papsneeuw. Rondom ons razen de lawines, gelukkig buiten bereik nu. Tijdens de afdaling veroorzaken we zelf kleine "schneebrett-lawines", waarvan er een Christophe behoorlijk onderuit haalt.

We did it!

Om een uur of vijf strompelen we uitgeput, na een hele dag zonder drinken, uiteindelijk de hut binnen. Het is exact 42 uur geleden sinds we de hut verlaten hebben voor onze beklimming. Natuurlijk hebben we vergeten om ons in te smeren, waardoor we allebei nog behoorlijk verbrand zijn ook. Aanvankelijk hadden we gehoopt om het laatste treintje nog te halen, maar nu zijn we dolblij met de relatieve luxe van de Leschaux-hut. Drie Spaanse toerskiërs kijken ons niet begrijpend aan. We kunnen nog maar aan één ding denken: drinken, eten en slapen.

Nawoord

Het grote probleem voor ons, plattelanders, is tijd. Tijd, en een gebrek daaraan om te kunnen acclimatiseren. Meestal moeten we ons tevreden stellen met een lang weekend om er eens tussenuit te knijpen. Dan moet je nog wat geluk hebben met het weer en de condities (en onze eigen conditie). Deze keer is het dus gelukt, maar ten koste van een hoop bloed, zweet en tranen. Heel wat andere keren zijn we zonder resultaten terug naar huis gereden (maar wel levend!). In de topo staat altijd de voorziene tijdsduur voor een route aangegeven. We zijn nog nooit binnen die limieten gebleven en dan vraag je je wel eens af: wat scheelt er met ons? Zijn die anderen dan zoveel beter? Maar dan realiseer je je dat "die anderen" mensen uit de streek zijn, meestal beroepsgidsen, mensen die altijd geacclimatiseerd zijn, die altijd het juiste moment kunnen uitkiezen. Maar uiteindelijk lees je dan het verhaal van de eerste beklimming. En die gasten deden er dan acht dagen over. En wij dachten een straf verhaal te hebben.

Informatief

  • Grandes Jorasses (4208m), Chamonix
  • Noordwand, "Le Linceuil" 800m, TD/TD+, IV 4
  • 3-4 juni 2000
  • Guide Vallot, F. Labande, tome II, éd. Arthaud
  • Neige, Glace et mixte, F. Damilano et G. Perroux, éd. Ice Connection

Je moet ingelogd zijn om een commentaar toe te voegen

Registreren



artikelarchief 

Nieuws 
Wat onthouden we van het Belgisch Kampioenschap Boulderen 2015?

Competitie Wat onthouden we van het Belgisch Kampioenschap Boulderen 2015?

Op het voorbije Belgisch Kampioenschap Boulderen kroonden Simon Lorenzi en Chloé Caulier zich tot winnaar bij de senioren. De twee klimmers bevestigden hun suprematie ten opzichte van de concurrentie met sprekend gemak.


Is er een alternatief voor de Leuvense klimmers na de sluiting van Hungaria?

Indoorklimmen Is er een alternatief voor de Leuvense klimmers na de sluiting van Hungaria?

Op 30 december 2015 sloot Leuven een tijdperk af. Klimzaal Hungaria deed er dan na 25 jaar definitief de deuren dicht. Met de sluiting komt er een einde aan een mooi hoofdstuk van de Belgische klimgeschiedenis. Is er een alternatief voor de Leuvense klimm