Denk aan het milieu. Denk na voor je print!Denk aan het milieu. Denk na voor je print!

18-12-2008

Klimmen in de Cordillera Blanca

Het huiswerk voor Mount coach

hanz

Twee jaar geleden namen Jasper De Coninck en ikzelf deel aan de eerste editie van Mount Coach, een project om jonge klimmers op te leiden tot betere alpinisten. We leerden alles wat een allround bergsporter wil kunnen: van freeriden, rotsklimmen op niet-geëquipeerde massieven, artiefklimmen, ijsklimmen... Door onze coachen Sanne Bosteels en Christophe Bingham werden we gepushed onze grenzen te verleggen, met een expeditie naar de Great Trango Tower als kers op de taart. Terwijl wij in Peru klommen, was de tweede generatie Mt-Coach trouwens in Kirgistan, op hun expeditie naar de Khan Tengri.
Via deze weg wil ik Sanne, Christophe en iedereen bedanken die heeft meegeholpen aan het schitterend project dat hopelijk nog vele jonge mensen hun droom helpt waar te maken. Merci Sanne, merci Christophe.

Met een zakwoordenboekje ipv ‘vertaalservice Janssen’ zitten Jasper en ik op onze ´lomo con papas fritas´ te wachten. Danny Janssen heeft ons enkele dagen geleden verlaten en is met een bacterie in de maag terug naar België vertrokken.
Na de heerlijke maaltijd, voor 2,50 euro, een steak met halfdoorbakken frietjes, kruipen we moe maar voldaan in ons bedje in het ´La Suiza Peruviana´: een goedkoop hotelletje – ook weer voor 2,50 euro. "Met koude douche?" vroeg de gastvrouw toen we zes dagen geleden naar een kamer vroegen. Wist ik veel dat ze vloeibare ijsblokjes bedoelde... Gelukkig doet het toch altijd heerlijk deugd om eronder te staan.

Zes dagen geleden waren Jasper en ik richting Alpamayo getrokken in ware ‘low budget, hard core climbing’-stijl: zonder ‘burros’ (ezels) of ‘arrieros’ (ezeldrijvers/dragers). 1300 hoogtemeters over een afstand van 24 km… En 2 dagen later bereikten we, na een omwegje, het hoogtekamp (5500m). De laatste meters naar de col waren best de moeite: zestig graden ijsklimmen, met nog steeds dezelfde zware rugzak.
’s Anderendaags beloofde een echte uitdaging te worden: de ‘French Direct’ op Alpamayo… Om twee uur ‘s nachts was het nog te fel bewolkt en sneeuwde het lichtjes, maar om halfvier was het kraakhelder: ‘green light’. Helaas hadden we de dag voordien door de zware mist de juiste instijg niet kunnen verkennen en door de dikke sneeuwval was er niets meer te bekennen van een spoor. Tot aan de voet van de wand ging het goed, maar daarna verloren we een heleboel tijd om tot aan de bergschrund te geraken. Daarbij komt nog dat we geen flauw idee hadden waar we ons precies op de wand bevonden en omdat de volgende lengtes steiler ‘sneeuw-zwemmen’ zouden worden, besloten we wijselijk terug te keren.
Na enkele uurtjes slaap zagen we dat ons spoor recht naar de juiste route liep…Hadden we te snel opgegeven? Nee toch? Gelukkig voor ons – althans voor ons gevoel – kwam er ’s anderendaags een antwoord: Terwijl we als troostprijs voor de buurman ‘Quitaraju’ gekozen hadden viel een lawine uit de wand die ons spoor wegveegde… Gelukkig enkel ons spoor. Na ‘Quitaraju’ –wat een erg mooie beklimming bleek- aten we al het eten dat we tot hier hadden gesleurd. Gekruid met een half voldaan maar toch tevreden gevoel, smaakte deze soep bitter noch zoet.

Zoals al verteld werd, had Danny ergens in het begin van de reis een parasiet opgelopen (overdraagbaar door speeksel, maar onze getrainde magen door de expeditie naar Pakistan hadden er geen last van). Misschien had het ook wel wat met de hoogte te maken, want voor we naar Peru vertrokken, hadden Jasper en ikzelf al wat ‘gespeeld’ in de Alpen. Danny had echter geen tijd om al eerder te acclimatiseren. Een dag mountainbiken is blijkbaar niet hetzelfde als 10 dagen klimmen in de Alpen. Ondanks het bijna stoppen met roken…
Toen we op dag 3 naar de Ishinca-vallei vertrokken, voelde Danny zich dus nog misselijk en ‘alsof een klein ventje in zijn hoofd met een drilboor aan het werk was’. Nochtans heeft hij, ‘op karakter’, mee de Urus en Ishinca 5400-5500m beklommen. Deze laatste bleek wat betreft esthetisch klimmen en uitzicht op de top, een veel mooiere tocht dan de Urus. En na een rustdag waren we alle drie klaar om in te stijgen naar het hoogtekamp op de ‘Tocclaraju’.
Hoe hij zich daar voelde, weet ik niet, want Jasper en ik lagen luidkeels te slapen totdat we om één uur vertrokken en als enige cordee die dag (en zonder polslussen) de top bereikten en dit in werkelijk strontweer. Mist, koude en wind... al moeten we dankbaar zijn voor de enkele minuten opklaring die ons werden gegund op de top. Het leek wel een beloning voor de puike prestatie. Hellingen tot 50 graden hebben we helemaal simultaan beklommen. De voorlaatste touwlengte was voor Jasper. Hij toonde er dat 60 graden ijs en zelfs een kort stukje 80 graden op 6000 meter boven zeeniveau voor hem een koud kunstje is.

Omdat Alpamayo niet ‘in het water’ maar ‘in de sneeuw’ gevallen was, zouden we als derde grote berg deze reis na Tocllaraju en Quitaraju de hoogste top van Peru proberen via ‘the shield’… De enige ezels die ons materiaal vanuit Musho omhoog zeulden, waren wijzelf, maar op redelijke termijn arriveerden we voorbij het basiskamp aan de hut op de morene op de Huascaran. De hut, die rechtstreeks zou kunnen zijn weggeplukt uit een alpenweide was werkelijk prachtig en kraaknet. We hadden echter niet voor niets de tent meegedragen en gingen nog wat hoger op de morene op zoek naar een leuke kampplaats. ’s Anderendaags stegen we over de gletsjer tot 5900m, juist onder de schitterende blauwe ijsflank van de Huascaran Sur (= zuid). Met ons hoofd in de wolken – helaas letterlijk – genoten we van een heerlijke kom soep. De mist was net als bij de vorige beklimming zo dik geworden dat we geen kans meer kregen om op voorhand de weg door de spalten te gaan verkennen. Dan maar vroeg naar bed, al is van lang, veel of goed slapen geen sprake geweest…

De zakjes expeditievoedsel die ik van Pakistan twee jaar geleden bewaard had, waren al enkele maanden vervallen, en op de vraag wat er in ‘s hemelsnaam slecht aan zou kunnen worden, kregen we tijdens het ontbijt om 02.00u een antwoord… De yoghurt walnoten smaakte zuur, te zuur voor mij, maar mits wat extra suiker nog wel te eten voor Jasper. Voor mij dus enkel een halve portie chocomousse, die wel nog smaakte, in de maag en drie chocoladerepen in de rugzak op pad voor een nieuw hoogterecord.
Na wat omzwervingen om over de randkloof te geraken konden we aan de 400m hoge steile wand beginnen. Deels simultaan, deels afwisselend klimmend vorderden we aardig. Helaas volgde hierna nog een ware karaktertest. Volgens de topo was het immers nog 300m ‘never ending walking towards the summit’. Iedere keer weer verscheen er achter de horizon een ‘nieuwe’ top. In de barre koude was Jasper bereid de hele weg te sporen, ikzelf had zelfs al moeite om zijn tempo van 5x10 stappen-pauze te volgen.
Om elf uur kwamen we uiteindelijk op de top. Even plassen, een foto of drie (zolang de camera stand hield) en dan pijlsnel naar beneden via de normaalroute. Gelukkig vonden we de markeringsvlaggetjes en het bijbehorend spoor. Twaalf uur na het schaarse ontbijt konden we eindelijk terug iets drinken (de camelbag was bevroren) en genoten we van twee snickers in een hoekje uit de wind.
De weg verder naar de col tussen de Noord-en Zuidtop bracht voor ons nog een spannend moment met zich toen ik een stijgijzer verloor tijdens het afklimmen van een klein stukje steil ijs. Gelukkig kon ik het onderaan het wandje terug aanbinden. Waarschijnlijk was het losgeschoven over de overboot (getten die over je schoenen trekt). Die hielden onze voeten wel redelijk warm, maar erg gelukkig was ik er op dát moment niet mee.
Bijna kruipend kwamen we later aan bij ons winderige hoogtekamp. Het idee om deze op te breken en onmiddellijk af te zakken naar een lager gelegen comfortabel kamp bleek veel te ambitieus. We waren werkelijk doodop. Een ellendige nacht later rappelden we de twee touwlengtes van de ‘canelata’ en ontbeten we in het zonnetje in het morenekamp op 4900m. Langzaamaan kwam het besef… the shield… we did it!
De laatste beklimming op ons ‘to do-lijstje’ voor deze reis was de Artesonraju. Niet meteen de hoogte (6030m) maar voornamelijk de vorm van deze berg sprak ons aan. Er wordt beweerd dat deze berg model stond voor het logo van Paramount Pictures. Een perfecte piramide dus, met een zuidoostflank om van te snoepen. Na twee dagen rust in het dorpje Caraz en vier porties ‘pollo a la brasa’ (gebraden kip) per persoon later waren we er klaar voor. Met volgepropte rugzakken onderhandelden we voor een taxi tot het laatste dorpje. Daar werden we echter door een demonstratie tegengehouden en er zat niets anders op dan terug te keren… We hebben gedanst, gezongen, gesmeekt maar wat we ook probeerden, er was geen doorkomen aan.

Het zat er dus op, met een super-de-luxe nachtbus (voor slechts 10 euro) kwamen we uitgeslapen in Lima aan om er de toeristische hoogtepunten te bezoeken. De Peruviaanse delicatessen Ceviche (rauwe vis) en Antigucho (koeienhart) maar vooral heel wat junkfood en overheerlijke cakes brachten ons terug richting normale lichaamsgewicht.

De Delta vlucht via Atlanta bracht ons 3 dagen later veilig en wel terug in Zaventem en nog eens drie dagen later stond Jasper voor zijn herexamen, ik voor de Matterhorn.

We spendeerden ongeveer 100 euro per week, maar natuurlijk kan het ook nóg goedkoper. In Huaraz kan je zo goed als alles vinden: van melkpoeder tot gevriesdroogde spaghetteria-zakjes. Expeditievoeding echter niet, maar white fuel en gas wel.

Jasper De Coninck en Hans Mariën

Meer info over Mount Coach kan je vinden op www.khantengri.be